You are here

Over koffie en wonen



“Ga eens naar Londen, deze wagon is half léég.” Een Britse vrouw is niet onder de indruk van het Parijse metrostel waarin we opgepropt naast elkaar staan. Nochtans staat ze vervaarlijk dicht bij Jelmer Van der Veen, een lange Nederlander die het naamkaartje van een conferentie over ecologie nog op zijn hemd gespeld heeft. Zelf probeer ik mijn arm zo onopvallend mogelijk langs een oudemannenschouder te reiken om tegen de deur te leunen, zodat ik niet door de mensenzee opgeslokt word telkens wanneer de metro afremt. Na een dag in de hete Parijse zon leer ik hier de overtreffende trap van zweten kennen.

Ik voel mijn gsm trillen in mijn zak, maar ik kan niet kijken zonder de dame in roze hemd naast me op ongepaste plaatsen aan te raken. Toch is dit blijkbaar niets in vergelijking met de Londense underground.





Aan de uitgang van het metrostation hangt een plan van Parijs: 'You are here'. Een rode bol duidt aan waar ik me bevindt, maar mijn hoofd is elders. Ik bekijk mijn berichtje: 'Amai Jos, zonder u ben ik echt maar een schrale levenskunstenaar. Ik heb u nodig om mijn joie de vivre te behouden!' Het thuisfront mist mij even erg als ik het thuisfront mis.



Maar wat het thuisfront precies is, weet ik niet meer zo goed. Ik zweef momenteel tussen twee adressen. Eén dag voordat ik naar Parijs vertrok, ben ik in Antwerpen van het ene appartement naar het andere verhuisd. Van de jodenbuurt naar Borgerhout, met de Platin-Moretuslei ertussen als Antwerpse Gazastrook. Een nieuwe plek. Een nieuwe huisgenoot. En al mijn spullen zitten in dozen.



Zonder veilige uitvalsbasis voel ik me verloren. Terwijl wereldstad Parijs de uitgelezen kans biedt om het nieuwe en onbekende op te zoeken, merk ik dat ik naar binnen plooi. Ik vraag me af wanneer je ergens woont, wanneer je je ergens thuis voelt en hoe ik de komende twee weken van Parijs mijn thuis kan maken.

Het eerste antwoord op dat vraagstuk dat in me opkomt: koffie.




Koffiebar 1


Télescope, 5 rue Villedo, 75001 Paris



Toen ik van het kleine Leuven naar het iets minder kleine Antwerpen verhuisde, leerde ik de stad kennen via koffiebars. Dankzij cafeetjes met goede koffie en sympathieke barista's is het mijn stad geworden. Elke dag ga ik schrijven in de Normo, de allermooiste bar, die intussen mijn tweede thuis is. Mijn kantoor en mijn woonkamer. De barista's zijn mijn collega's en mijn vrienden.

Elke keer als ik naar een andere stad ga, krijg ik van de eigenaar een lijstje met koffiebars mee om te bezoeken. Zo leerde ik vorig jaar in Parijs Télescope kennen, een klein, mooi café met grote ramen, houten vloer, een lichtblauwe houten toog en koffiekopjes in dezelfde kleur. Het werd meteen mijn favoriet. Een goed startpunt dus voor mijn zoektocht in Parijs.



Het boek 'Ruimten rondom' van de Franse schrijver Georges Perec vergezelt me bij mijn eerste Parijse cappuccino:



'Een kamer bewonen, wat houdt dat in? Een plek bewonen, is dat het je toe-eigenen van die plek? Wat houdt het je toe-eigenen van een plek in? Vanaf welk moment is een plek echt van jou? Is het wanneer je je drie paar sokken in een roze plastic teiltje te weken hebt gelegd? Is het wanneer je spaghetti hebt opgewarmd op een kampeerbrandertje? Is het wanneer je alle onderling verschillende kleerhangers uit de hangkast in gebruik hebt genomen? Is het wanneer je een oude ansichtkaart met een afbeelding van Carpaccio's Droom van de Heilige Ursula aan de wand hebt geprikt? Is het wanneer je er de smarten van het wachten, of de vervoeringen van de hartstocht, of de kwellingen van de kiespijn hebt ervaren?'



Terwijl ik bedenk dat dit de juiste vragen zijn, krijg ik een sms: 'Jos, ben je thuis?' Antwoord: 'Nope, in een koffiebar. Soort van thuis dus.'




Koffiebar 2

Ten Belles, 10 rue de la Grange aux Belles, 75010 Paris






Je thuis voelen in Parijs, hoe doe je dat? Ik besluit de vraag te stellen aan ervaringsdeskundige Bent Van Looy. De muzikant die Technicolor-vrolijkheid combineert met verborgen duistere gedachten volgde zeven jaar geleden zijn vriendin Martena Duss naar de lichtstad. Hier ontpopte hij zich van bang jongetje met heimwee tot rusteloze wereldreiziger.



Hij stelt voor om af te spreken in een koffiebar aan Canal Saint Martin, maar op weg naar de plaats van afspraak zie ik hem zitten langs het kanaal. Met zijn iets te korte broek en opgetrokken kleurige sokken, zijn blonde lokken in de perfecte plooi en zijn ronde zonnebril in het borstzakje van zijn hemd kun je niet naast hem kijken.



Wanneer we met de koffie naar buiten lopen, wordt hij begroet door een meisje met donkere krullen. Dit is zijn buurt, mensen kennen hem hier. “Dat helpt om je thuis te voelen”, zegt hij. “Parijs is een grote stad. In het begin loop je kringetjes rond je huis. Die worden steeds wijder. Ik merk dat ik als een dier op de savanne altijd hetzelfde pad neem om van punt a naar punt b te gaan. Er zijn een zevental routes in de stad die toevallig ontstaan zijn, maar die ik nog steeds volg. Je thuis voelen heeft veel te maken met de paden die je zelf uitslijt. En na een tijdje heb je een vaste plek om groenten te halen en weet je hoe de parkeermeter werkt. Heel banale dingen, maar dat zijn wel de bouwstenen waarmee je een huis optrekt.”


We zitten ergens in het midden van het idyllische Canal Saint Martin. Volg je het kanaal naar rechts, dan kom je uit bij de groene gietijzeren brug waar Amélie Poulain in de gelijknamige film keitjes op het water laat ketsen. Volg je het naar links, stopt het water plots en gaat het over in een straat. “Pas vorige week heb ik ontdekt dat het kanaal vanaf dat punt ondergronds verder gaat. Zulke momenten waarop puzzelstukken opeens in elkaar passen, vergeet je nooit. Begrijpen hoe de stad in elkaar zit, maakt het mogelijk om je er thuis te voelen. Als je alleen maar chaos ziet, is het moeilijk.”



Parijs is niet de eerste stad waar Bent Van Looy helemaal opnieuw moest beginnen. In België woonde hij op het platteland, in Antwerpen en in Gent, met Das Pop woonde hij een tijdlang in Londen en voor de opnames van zijn eerste soloplaat 'Round the Bent' zat hij onlangs in Los Angeles. Het is alsof Perec het over Van Looy had, toen hij het volgende schreef:



'Je hele hebben en houden op je rug dragen, niets bewaren, in hotels leven en vaak van hotel veranderen, en van stad veranderen, en van land veranderen; een stuk of vijf talen door elkaar spreken, lezen; je nergens thuis maar haast overal goed voelen.'



“Ik voelde me goed op alle plekken waar ik heb gewoond. Toch had ik vroeger altijd extreme heimwee als ik bij vriendjes ging slapen. Ik was heel bang voor het onbekende, maar dat is helemaal veranderd door naar Parijs te verhuizen. In Gent zat ik vast in het leven dat ik voor mezelf had opgebouwd. Het leek onmogelijk om iets anders te hebben dan dat, maar na een moeilijke periode werd ik ineens wakker en dacht: ik ga naar Parijs. Ergens gaan wonen is een bewuste beslissing: dit is waar ik woon, dit is wat ik thuis ga noémen.”



“Spullen zijn daarbij niet zo belangrijk voor mij. Toen ik pas in Parijs woonde, huurden we een héél klein appartement op de zevende verdieping. Veel kon ik dus niet meebrengen uit België. Voor het eerst heb ik daar geprobeerd een huis te maken zonder spullen. Heel bevrijdend.”


“Boeken zijn wél belangrijk. Er zijn er een aantal die ik graag in de buurt heb, bijvoorbeeld de eerste druk van 'De Walgvogel' van Jan Wolkers en mijn Kuifje-albums. Als mensen me vragen waar ik woon, zeg ik: mijn boeken, mijn platen en mijn vriendin zijn in Parijs, dus ik woon in Parijs. Niet noodzakelijk in die volgorde.”


Terwijl Bent Van Looy weinig spullen nodig heeft, merk ik dat ik me in mijn Parijse kamertje in Fondation Biermans-Lapôtre vastklamp aan de dingen die ik van thuis heb meegebracht. De vijf boeken die ik in mijn koffer gepropt kreeg, schik ik van groot naar klein in het houten rek boven mijn bureau. Tot mijn grote vreugde ontdek ik verhuisresten in mijn tas: twee plastieken dieren, een gorilla en een stokstaart, die ik op de dag van mijn verhuis nog ergens van de grond had opgeraapt. Die mogen naast de boeken in het rek. Verder vind ik nog een verjaardagskaartje dat ik een half jaar geleden voor een vriendin schreef, maar nooit heb opgestuurd en een ticket voor een voorstelling die ik drie weken geleden zag. De rommel zorgt ervoor dat deze kamer de mijne wordt.


Café 3

Café Pierre, 2 boulevard Magenta, 75010 Paris



Twaalf jaar zijn Bent Van Looy en Martena Duss al samen. Zij is de vrouw die ervoor zorgde dat hij zijn heimwee en Gent inruilde voor een nieuw leven in Parijs. Wanneer ze aankomt op het terrasje waar we hebben afspreken, snap ik meteen waarom. Met haar prachtige blonde haren is ze een ravissante verschijning. We zijn nog geen vijf minuten aan het praten of er komt een man voorbij: 'Vous êtes belle comme le soleil'. Zij snoert hem vriendelijk, maar kordaat de mond. Dit maakt ze vast om het half uur mee.



“Ik heb echt goeie woon-anekdotes”, zegt ze enthousiast. “Al van toen ik klein was, zijn we heel veel verhuisd. En als vijftienjarige maakte ik mijn eerste grote reis: ik ging een jaar in Amerika wonen om Engels te leren. Achteraf gezien was ik misschien wat te jong, maar ik wilde toen absoluut onafhankelijk zijn.”

Na dat jaar maakte ze in Zwitserland haar studies af, maar al snel voelde ze de nood om weer te vertrekken. Naar België deze keer. “Ik was een echte puber en wilde iets doen waarvan de mensen totaal niet zouden begrijpen waarom ik het deed. België was toevallig het eerste land dat in me opkwam.”



Zonder te weten hoe lang ze er zou blijven vertrok ze naar Gent. “Ik vond een klein appartementje waar ik de eerste nacht op krantenpapier heb geslapen. Echt een cliché, maar op het moment zelf vond ik het superavontuurlijk. De dag erop stapte ik een cafeetje binnen om er een matras te vragen. Daar heb ik een matras én een job gekregen en op diezelfde dag heb ik daar Bent leren kennen.”



“Een jaar later vond ik een beter appartement. Groter en mooier, maar zonder deur. Ik had ook geen geld om er een te kopen. Mijn vader en mijn broer zijn met de auto van Zwitserland naar Gent gereden met een deur op hun dak.”



Op haar 23ste werd ook Gent te klein voor haar en trok ze naar Parijs. Nu woont ze hier bijna negen jaar. “Mijn tweede appartement in Parijs was redelijk groot, maar het plafond was laag, dus ik kon nergens rechtstaan behalve in de badkamer. Ik moest overal gebogen rondlopen met mijn hoofd schuin opzij. Als ik op straat kwam, duurde het altijd even voordat ik weer helemaal recht stond. Achteraf bleek dat dat appartement helemaal niet bedoeld was om in te wonen, het werd illegaal verhuurd. Dat merkte ik toen plots de elektriciteit uitviel en daarna het water. En ineens was ook de deur weg. Toen vond ik het best romantisch, maar achteraf gezien is het vooral een beetje griezelig.”



“Toen Bent naar Parijs kwam, begon onze zoektocht samen. Het is heel moeilijk om hier iets te vinden. Je moet kunnen bewijzen dat je goed verdient, maar als muzikant en beginnend make-up artieste maakten we geen schijn van kans. 48 appartementen hebben we bezocht. De huisbaas van het 48e was een muziekfan en hij hield van Bents werk. Het appartement was heel mooi. Piepklein, op de zevende verdieping, zonder lift. Maar als we op het balkonnetje stonden, zagen we heel Parijs, inclusief de Eiffeltoren. Dat was alles wat we nodig hadden. Daar is ons verhaal samen in Parijs begonnen.”

“De eerste drie jaren in Parijs waren best moeilijk. Ik kon geen Frans. En als toerist heb je hier niet zo'n goed statuut. Maar er is een verschil tussen een toerist en een buitenlander. Sinds ik die overgang heb gemaakt, onder andere door de taal te leren, vind ik Parijs heerlijk. Blijkbaar straal je dan toch iets anders uit. Je bent op een andere manier onderweg. Je begint te praten in de codes van de Parijzenaars.”



Intussen is Martena Duss helemaal ingeburgerd in Parijs. Ze heeft haar eigen nest gebouwd. “Met het ouder worden merk ik dat ik steeds meer op mijn moeder begin te lijken: plots geef ik meer om mooie spullen. Ik hou ervan mijn mijn eigen rijk te hebben. Voor het eerst heb ik nu een vaste computer, op een echt bureau. Heel symbolisch. Voordien had ik een kleine laptop waarmee ik reisde. Hoewel ik me hier helemaal gesettled heb, voel ik tegelijk toch dat het misschien weer tijd wordt om te verhuizen. Ik heb wel zin om weer in Amerika te wonen.”


Koffiebar 4
Télescope, 5 rue Villedo, 75001 Paris





'Ik zou willen dat er plekken bestonden die blijvend waren, onbeweeglijk, onaantastbaar, onaangeraakt en haast niet aan te raken, onveranderlijk en geworteld; plekken die konden dienen als referentie, als vertrekpunt, als bron', zo schrijft Georges Perec.



Een referentiepunt, een veilige thuishaven lijkt een voorwaarde om je elders goed te voelen. Een eigen plek die onveranderlijk blijft, waar je ook bent, wat er ook gebeurt. Maar zijn zulke plekken geen illusie? Overal kun je een thuis bouwen, maar altijd en overal is die thuis aan verandering onderhevig. De tijd werkt genadeloos. Het enige waaraan je kunt vasthouden is de herinnering. En dan nog. Het geheugen bedriegt.


Dus moet je op zoek naar een surrogaat. Mijn bron hier is koffie. Mijn vertrekpunt Télescope. Niets beter om je thuis te voelen dan gewoontes kweken, dus haal ik mijn koffie telkens op dezelfde plek. De barista knikt vriendelijk dag. Zie ik een blik van herkenning in zijn ogen?


Met mijn meeneemkoffie ga ik aan de fontein in Jardin des Tuileries zitten. Hier ben ik onmiskenbaar in Parijs, omringd door Eiffeltoren, Louvre, Musée d'Orsay en Rue de Rivoli. Vandaag ben ik in de plooi gevallen. Parijs is mijn – tijdelijke – thuis geworden. Ik heb het ritme van thuis losgelaten. Vanaf vandaag sta ik op Paris time. Ik bevind me hier en mijn hoofd ook.


Over twee dagen vertrek ik voor een maand naar de Verenigde Staten, roadtrip langs de West-Coast. Mijn spullen zitten nog steeds in dozen. De huisgenoot woont nog steeds alleen in ons appartement. De situatie blijft hetzelfde, maar ik ben veranderd. Volgens Bent Van Looy moet ik een jaar in Amsterdam gaan wonen. Een kunstenaar zei me bij een Parijse koffie dat ik minstens één maand in New York moet gaan wonen. Zelf denk ik dat ik misschien wel terugkom naar Parijs. Maar het beste advies kreeg ik van Mike Kelley in Centre Pompidou. In een video zegt een man: 'You are here. Now be here.' Waar ik ook ben, ik moet er gewoon zíjn.

Dit artikel ontstond dankzij een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre.

Het eerste werk van Michaël Borremans


“Ik schilder met bloedend hart”


Van gevestigde kunstenaars durven we al eens te vergeten dat ze ooit een hele zoektocht hebben afgelegd. In hun boek 'First Works by 362 Artists' vroegen Francesca Richer en Matthew Rosenzweig kunstenaars van over de hele wereld om een sleutelwerk te selecteren dat hun persoonlijke artistieke doorbraak betekende. De Morgen laat zes Belgische kunstenaars aan het woord over hun eerste werk.

Er is iets bijzonders aan de hand met het licht in het huis van Michaël Borremans. We zitten in zeteltjes naast een boekenrek. Eén wand bestaat bijna volledig uit ramen. Daglicht dringt binnen, maar tegelijk lijkt er duisternis te heersen. Real life clair-obscur. Film noir in kleur. De wereld van Michaël Borremans.



Dat het moeilijk kiezen was, zegt hij. En dat hij verschillende eerste werken heeft. Drie om precies te zijn. Eén werk was qua stijl en techniek cruciaal. Een ander betekende een doorbraak op persoonlijk vlak. En één schilderij was gewoon het allereerste dat hij ooit maakte.

Zijn échte eerste werk kan hij niet laten zien. Hij maakte het als kind en het ging verloren in de loop der jaren. “Het was de eerste keer dat ik een schilderij maakte. Toen ik een jaar of negen was, speelde ik buiten in de tuin en vond ik potten lakverf van mijn vader. Het was sterker dan mezelf, ik moést schilderen. Het was een conceptueel, abstract werk, met letters en kleurige vlekken. Atypisch voor een kind. Ik liet de letters van USA en USSR met elkaar vechten. Heel politiek dus. (lacht) We zaten toen in volle Koude Oorlog. Het was de eerste keer dat ik voelde dat schilderen een taal is.”

“Ik ben 'artist by nature'. Ik heb nooit moeten kiezen wat ik later zou worden, ik wàs het gewoon. In het eerste leerjaar hing de juf de beste tekeningen op. Die van mij hingen nooit aan de muur, maar ik wist pertinent zeker dat de juf het bij het verkeerde eind had. (lacht) Ik vond mijn tekeningen veel intelligenter, gesofisticeerder en volwassener dan die van de andere kinderen.”

De hele lagere school tekende hij al zijn schriften vol. “Daar heb ik veel straf voor gekregen, want ik lette natuurlijk niet goed op. Maar ik kon het niet laten. De kunsthumaniora van Sint Lukas was voor mij een openbaring. Voor het eerst ging ik graag naar school. Daar heb ik het meest geleerd. Ik ben heel intensief beginnen tekenen. Er hing een goede sfeer. Mijn medestudenten waren gepassioneerd en geïnteresseerd.”

Borremans haalt een boek uit zijn rek om het werk te tonen dat misschien wel het belangrijkste is uit zijn hele oeuvre. 'The Performance', een sleutelwerk uit 2004. Het staat symbool voor een cruciale beslissing, namelijk om zijn ensceneringen zelf te maken. “Toen heb ik het licht gezien en is mijn werk zich beginnen te ontwikkelen.”

Tot dan toe gebruikte Borremans altijd 'found footage' om te schilderen. “Maar ik ervaarde het als een handicap dat de onderliggende bron altijd voelbaar was in het uiteindelijke werk. Daarom besliste ik in dat jaar om zelf composities te creëren en te fotograferen, waardoor de beelden autonoom werden. Plots werd mijn werk veel vollediger en persoonlijker.”

Op 'The Performance' staat op een bruine ondergrond een doos met een doek over. Verder is er bijna niets te zien. “Ik heb geleerd dat je moet reduceren om tot een sterk beeld te komen. Hoe minder er op staat, hoe krachtiger. Je werkt met suggestie. Dit doek presenteert het schilderij als podium. Een schilderij heeft niet louter de status van een beeld. Het is een object, een aanwezigheid in de ruimte en het heeft daardoor een veel grotere impact dan een tekening. Het maakt meer herrie. Een tekening is softer, meer zoals een gedicht.” Is een schilderij dan meer een roman? “Misschien wel. Romans verkopen ook beter dan dichtbundels. Schilderijen brengen op veilingen ook altijd het meeste op. (lacht)”

Op de vraag wanneer een werk goed is, bestaat geen eenduidig antwoord. Bij het maken van Borremans' doeken speelt het toeval altijd een heel grote rol. “Als je alles onder controle wil hebben, kun je alleen maar steriele dingen maken. Ik had bijvoorbeeld eens een schilderij gemaakt waar ik best tevreden over was. Het lag op de vloer van mijn atelier en was al wat stoffig geworden. Plots vielen er een kleine stukjes witte kalk van het plafond op het doek, waardoor het beeld veel beter werd. Ik nam er een foto van en maakte op basis daarvan een nieuw schilderij. Het oorspronkelijke doek heb ik weggegooid. Picasso zei: 'ik zoek niet, ik vind'. Zo is het voor mij ook.”


Foto: Diego Franssens


“Je werk is permanent in ontwikkeling. Maar er zijn een aantal belangrijke momenten. Vaak heb je pas veel later de betekenis van een bepaald werk door. Analyseren doe ik altijd achteraf. Terwijl ik bezig ben, gebeurt het allemaal zeer intuïtief. Als ik goed aan het schilderen ben, hoef ik niet na te denken. Het is een moment van genade. Hoe harder ik moet nadenken, hoe slechter het doek.”

“Vroeger moest ik een werk eerst helemaal af maken om te kunnen zien of het goed was. Nu kan ik al in een zeer vroege fase aanvoelen wanneer het niets wordt en dan stop ik ermee. Daar heb je visuele intelligentie en intuïtie voor nodig. Dat is voor mij het onderscheid tussen goede en slechte kunstenaars. Er zijn heel wat artiesten die goed werk kunnen maken, maar er zijn er weinig die het kunnen zien wanneer ze een minder werk gemaakt hebben. Maar misschien zijn er mensen die dat ook van mij zeggen. (lacht)”

Michaël Borremans staat op en zet 'The Commitment' naast ons neer op de grond. Het is een werk uit 2001. Een persoonlijk manifest over zijn schilderspraktijk. Dit doek is vooral op persoonlijk vlak van belang. “Het werk vertelt wat het voor mij betekent om te schilderen. Het is een vroeg mentaal zelfportret waarin ik me manifesteer als schilder. Qua techniek en stijl is het nog een beetje primitief, maar het is wel een belangrijk statement.”


“Rond 1999 begon ik te schilderen. De eerste doeken waren studies om het medium te leren kennen. Het waren figuratieve schema's. Ik keek bijvoorbeeld door het raam, zag de wolken en maakte er abstracte vormen van om met verf te leren omgaan. Maar 'The Commitment' is het eerste dat voor mij echt iets betekende.” Op het schilderij is een mannelijke figuur te zien die een penseel door een gaatje in zijn borst stopt. Uit het gat komt een zwarte vloeistof. “Hij steekt het penseel in zijn hart. Het heeft veel betekenissen. Het gaat over mijn engagement. Daar kies ik niet voor, het is er gewoon. Maar dat engagement heeft ook een prijs. Ik schilder met bloedend hart. Heel romantisch.”

“Dit werk heb ik nooit getoond omdat het zo persoonlijk is. Ik had het kunnen verkopen, maar dat wilde ik niet. Ik hou niet veel werken bij en ik hang al helemaal niets van mezelf op, maar dit is een uitzondering. Het hangt aan mijn slaapkamermuur. Om me te herinneren aan wie ik ben. Als ik afzie en ik kijk naar dit doek, weet ik dat het klopt.”

Artikel verschenen in De Morgen op 20 juli 2012